De tabaksindustrie investeert miljarden in de medische wereld, met name in onderzoek naar medicijnen en therapieën voor aandoeningen die door roken worden veroorzaakt.
Dit leidt tot een vervaging van de grens tussen de tabaksindustrie en de gezondheidszorg. Een voorbeeld hiervan is longarts Wytse van den Bosch, die ontdekte dat zijn promotieonderzoek naar astma bij kinderen gefinancierd werd door Philip Morris International, nadat deze het farmaceutische bedrijf Vectura had overgenomen. Dit bracht hem in een moreel dilemma, omdat hij zich verbonden voelde met een bedrijf dat sigaretten verkoopt.
Grote tabaksfabrikanten investeren al jaren in de behandeling van rokersziekten, wat artsen en wetenschappers in een lastige positie plaatst. De strategie van bedrijven zoals Philip Morris, die zich richten op alternatieven voor roken, zoals e-sigaretten en nicotineproducten, wordt gepromoot als een stap naar een rookvrije toekomst. Echter, deze alternatieven zijn niet zonder risico's, zoals het vrijkomen van giftige metalen bij het gebruik van e-sigaretten.
Daarnaast investeren tabaksconcerns in producten die helpen bij verslaving en ziekten, zoals nicotinekauwgom en medicijnen voor longziekten. Sinds 1996 hebben de grootste tabaksfabrikanten meer dan 21 miljard dollar geïnvesteerd in ten minste 33 bedrijven die producten maken voor de gezondheids- en lifestylebranche. Dit roept vragen op bij artsen over de ethiek van het voorschrijven van producten die de tabaksindustrie ten goede komen.
