Gemeente Utrecht heeft onlangs een verbod ingetrokken op nieuwe tabakswinkels omdat dit verbod wettelijk niet mogelijk zou zijn. Jurist Arie den Breejen vindt dat een verbod wel mogelijk is.
Vorig jaar heeft het Utrechtse college van burgemeester en wethouders een voorbereidingsbesluit genomen om de verkoop van tabaksproducten in Utrecht niet langer te handhaven. Het voorbereidingsbesluit, gebaseerd op voormalige en huidige wetgeving, verbiedt het wijzigen van gronden met een detailhandelsbestemming in tabaksspeciaalzaken. Het besluit was gebaseerd op het streven om kinderen rookvrij te laten opgroeien, zoals vastgelegd in het coalitieakkoord van Utrecht. Het college heeft dit besluit genomen op basis van een Kamerbrief van het kabinet, waarin wordt afgezien van verdere maatregelen op nationaal niveau met betrekking tot tabaksverkoop.
De brief van Den Breejen behandelt ook de juridische aspecten van het reguleren van tabaksverkoop, vergelijkbaar met regelgeving omtrent drugsverkoop en alcoholwetgeving. Verder wordt ingegaan op de mogelijkheid om lokale regels vast te stellen op basis van de Gemeentewet, rekening houdend met aspecten zoals de volksgezondheid en de bescherming van minderjarigen.
Daarnaast worden de Dienstenrichtlijn en het Kinderrechtenverdrag genoemd als mogelijke relevante aspecten bij de regulering van tabaksverkoop. De tekst concludeert dat het college het recht heeft om tabaksverkoop verder te reguleren, mogelijk zelfs verplicht is, met inachtneming van nationale en internationale wetgeving, zoals de Omgevingswet of de Gemeentewet. Deze beslissing ligt bij de gemeenteraad van Utrecht.