Column Noks Nauta | Vroeger mocht je overal roken. Ik kan me nog herinneren dat artsen zelfs in hun spreekkamer rookten. Dat kun je je nu toch niet meer voorstellen?
Jaap, een collega-arts, die dossieronderzoek deed, zat de hele dag in zijn eigen sigarenrook. Wanneer je de kamer opendeed zag je echt een rookgordijn.
Kees, een collega-bedrijfsarts, een echte heer, rookte wel eens tussen twee consulten in. Hij kwam op een dag naar onze kantine om te lunchen en toen hij aanschoof naast me zei ik tegen hem: “Kees, je hebt net gerookt!” “Hoe weet je dat?” vroeg hij. Ik zei: “Dat ruik ik aan je kleren.”
Hij schrok; hij had zich dat nooit gerealiseerd. Hij bedankte me dat ik dat had gezegd. Hij rookte niet zo veel, een paar sigaretten per dag. Sindsdien heeft hij nooit meer op zijn werk gerookt. Later kreeg hij helaas wel een hartinfarct en overleed hij rond zijn zestigste aan longkanker.
Ik denk nog wel eens aan Kees. Zo ging het dus vroeger. Hij wist hoe slecht het was, maar het was toen nog zo geaccepteerd dat zelfs artsen het deden. Ik weet niet hoeveel artsen nu nog roken maar het kunnen er niet veel meer zijn.
Dokter Lenze Meinsma (1923–2008) rookte beslist niet, hij wist van de gevaren. Hij promoveerde op de gezondheidsschade van roken en was vanaf 1963 al een bevlogen voorvechter van een tabaksontmoedigingsbeleid. Naast zijn rol als directeur van KWF Kankerbestrijding tussen 1953 en 1978 is hij vooral bekend geworden door de vele acties en campagnes die hij organiseerde in zijn strijd tegen het roken. Uiteindelijk is door zijn aandringen en met de door hem verzamelde feiten sinds 1971 bij het ministerie van Volksgezondheid aandacht gegeven aan roken als gezondheidsrisico. Een echte pionier!