Mad men, een bekende tv-serie tussen 2007 en 2015, was vooral berucht om het extreem vele roken in de serie. Eigenlijk was het één grote tabakspromo.

In de populaire serie Mad Men, die jarenlang het beeld van de jaren zestig glamoureus tot leven bracht, speelde Jon Hamm de iconische rol van Don Draper: een charmante, succesvolle reclameman die zijn dagen vult met alcohol, sigaretten en scherpe slogans. Maar achter de schermen van deze stijlvolle façade ging een rauwe realiteit schuil. Tien jaar na het einde van de serie onthulden Hamm en zijn tegenspeler John Slattery tijdens het ATX TV Festival in Austin dat hun acteerwerk flinke fysieke tol eiste — ook al werd er niet daadwerkelijk gerookt of gedronken.

Hoewel Hamm op het scherm constant met een sigaret in de hand te zien was, rookte hij in werkelijkheid nooit echte tabak. De productie voorzag de cast van zogeheten fopsigaretten, gemaakt van kruiden als rozenblaadjes en marshmallowwortel. Deze rookten weliswaar minder verslavend dan tabak, maar gezond waren ze allerminst. Hamm, die duizenden van deze sigaretten verbruikte in zeven seizoenen, sprak van een vieze, branderige rook die keelpijn veroorzaakte. Actrice Elisabeth Moss noemde de rook zelfs “walgelijk, maar effectief”.

Omdat Mad Men werd opgenomen in de studio's van Los Angeles — ondanks dat het verhaal zich afspeelde in New York — vonden veel opnames binnenshuis plaats. Daardoor hing er vaak een dikke rookwolk over de set. “De hele ruimte stond blauw,” herinnert Hamm zich. En dan was er nog het zogenaamde martiniglas: water met een pareluitje moest de illusie wekken van een vodka martini, waardoor scènes om 9:30 ’s ochtends al begonnen met een nepborrel en een pakje fopsigaretten.

Volgens bedenker Matthew Weiner was het van belang dat al het roken niet schadelijk was voor het welbevinden van de cast. Toch probeerden sommige jonge acteurs in de beginfase wel degelijk echte sigaretten. Hamm vertelt dat die experimenten snel eindigden: “Na drie dagen zagen ze er al geel en vaal uit.”

De anekdotes uit Mad Men zijn onderdeel van een bredere verschuiving in de filmindustrie. Tot in de jaren ’90 was het heel gewoon dat acteurs echte sigaretten rookten voor de camera. Maar onder druk van gezondheidsregels, sociale normen en filmstudio’s zijn er sindsdien allerlei alternatieven ontwikkeld. Zo kreeg Liam Neeson in Non-Stop speciaal gerolde sigaretten met kamillethee, en schatte Cillian Murphy dat hij tijdens één seizoen van Peaky Blinders zo’n 3.000 fopsigaretten rookte.

Hamm kijkt terug met gemengde gevoelens. De fysieke belasting was groot, maar hij prijst zich gelukkig dat hij er gezond uit is gekomen: “Gelukkig heb ik het overleefd.” De glamour van het roken op beeld had een bittere nasmaak in de realiteit van de opnames.

Meldpunt
Word lid