Column Noks Nauta | Wie opgegroeid is in de 2e helft van de vorige eeuw weet dat roken toen heel normaal en zelfs stoer was. Rokende ouders en familie hoorden daar ook bij.
Er zijn in Nederland circa 1,2 miljoen mensen met astma, COPD, long- en luchtwegallergieën of vergelijkbare gevoeligheden. Zij worden bij het ongewenst meeroken vaak benauwd en ervaren dus gezondheidsklachten. Mevrouw Noks Nauta is een van die mensen. Zij maakt regelmatig mee dat rokers en mensen om hen heen dit niet begrijpen.
Mijn beide ouders (geboren in 1915 en 1920) rookten sigaretten, mijn vader ook pijp. Ik weet niet wanneer ze zijn begonnen, maar ik heb begrepen dat ze na de bevrijding in 1945 de eerste sigaretten een feest vonden. Wie zou ze dat niet gunnen?
In huis rookten ze en mijn vader ook op straat. Vrouwen rookten in die tijd niet op straat. Ik weet nu dat ik als kind dus veel in de rook heb gezeten. Ik vond het altijd al vies en begreep niet waarom ze dat deden. Zelf heb ik nog nooit een sigaret gerookt. Misschien heeft de jeugd in de rook mijn longen wel schade gedaan.
Mijn vader ging nogal eens voor zijn werk op pad en op veel plekken was het toen (vijftiger en zestiger jaren) heel gewoon dat er werd gerookt. Thuis en in restaurants en op hotelkamers. Kijk maar eens naar foto’s en films uit die tijd en overal zie je mensen met een sigaret. De rook is op foto’s zelfs zichtbaar.
We hadden in huis natuurlijk ook asbakken staan. Mijn vader kreeg ze ook wel eens als relatiegeschenk en na zijn overlijden was er een zware glazen asbak met een logo van een chemisch bedrijf. Die asbak heb ik toen wel mee naar mijn huis genomen en ook zijn pijpenrek met een aantal pijpen. Ik kon het niet over mijn hart verkrijgen om die weg te gooien. Maar wat zou ik ermee doen? Ik heb er toen foto’s van gemaakt. Het pijpenrek ben ik gaan brengen aan het pijpenmuseum in Amsterdam en de asbak bleek na speuren op Internet van een bedrijf in Tiel dat niet meer bestond, maar het lokale museum was er blij mee toen ik het daar kwam brengen. De geschiedenis op zijn plek.

In mijn jeugd en nog lang daarna werd roken afgeschilderd als stoer en zelfs sportief. Veel jongeren gingen roken om bij de groep te horen. In de puberteit belangrijk voor je identiteit helaas. En dan kwam de verslaving en rookten ze door.
Dat sportieve en stoere kunnen we ons nu (in elk geval als niet-rokers) niet meer voorstellen. Maar de tabaksindustrie spon garen bij dat beeld. Zo waren de pakjes Camel sigaretten mooi uitgevoerd en iedereen kende het merk. Het bestaat al sinds 1913 nota bene. Grappig is dat het dier op het plaatje in het Nederlands geen kameel is maar een dromedaris… Ook Philip Morris (uit 1847), die de Marlboro sigaretten maakt, is nog steeds een bekende, eh zeg maar beruchte naam.
Mijn moeder rookte vooral Peter Stuyvesant sigaretten, dat merk is genoemd naar een 17e eeuwse Nederlandse koloniaal bestuurder. Klinkt niet zo fris toch? Maar hij is een bekende naam in de USA omdat hij bestuurder was in Nieuw Amsterdam dat later na de komst van de Engelsen New York ging heten. Hij heeft niets met sigaretten te maken, maar misschien wel met beeldvorming.
What’s in a name? De PR mensen van de tabaksfabrikanten hebben daar vast over nagedacht. Voor mij zijn het allemaal vervuilers en ziekmakers en zit er niets stoers of sportiefs aan.